ECLI:NL:CRVB:2021:3024
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering na zorgvuldig verzekeringsgeneeskundig onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 december 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de weigering van het Uwv om haar een WIA-uitkering toe te kennen. Appellante, die zich op 2 maart 2017 ziek meldde met psychische en lichamelijke klachten, had eerder een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangen. Het Uwv weigerde op 22 februari 2019 de WIA-uitkering, omdat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond, waarna zij in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd. De verzekeringsarts had de medische situatie van appellante goed in kaart gebracht en de beperkingen die in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) waren vastgelegd, waren in overeenstemming met de medische beoordeling. Appellante voerde aan dat haar situatie was verslechterd en dat er meer informatie van haar behandelaren opgevraagd had moeten worden, maar de Raad oordeelde dat de aanvullende stukken die zij in hoger beroep indiende, geen aanleiding gaven om de eerdere conclusies te herzien.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek van appellante om schadevergoeding af. De beslissing werd genomen in het openbaar, waarbij de Raad concludeerde dat er geen reden was om aan de juistheid van de medische beoordeling te twijfelen en dat de geselecteerde functies passend waren voor appellante.