ECLI:NL:CRVB:2021:3016
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van de Griend
- J.J.C. Vorias
- Rechtspraak.nl
Proceskostenvergoeding na intrekking hoger beroep; geen vergoeding voor arts-gemachtigde
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. B.C. Schmidt, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 2 januari 2020 uitspraak gedaan in een zaak met nummer 18/3376. Op 27 oktober 2020 heeft appellante het hoger beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten die zijn gemaakt in bezwaar, beroep en hoger beroep. De Centrale Raad van Beroep heeft besloten dat het Uwv, als bestuursorgaan, in de kosten moet worden veroordeeld, omdat het Uwv met een gewijzigde beslissing op bezwaar op 18 september 2020 geheel aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen.
De Raad heeft overwogen dat, op basis van de Algemene wet bestuursrecht, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener van het beroepschrift kan worden veroordeeld in de kosten. De Raad heeft de kosten van de rechtsbijstand van mr. B.C. Schmidt en mr. M. Veenstra vastgesteld op een totaalbedrag van € 3.312,- voor de behandeling in bezwaar, beroep en hoger beroep. De gevraagde vergoeding voor de arts-gemachtigde J.C.M. Mallant-Eijgenraam is echter afgewezen, omdat de kosten niet in overeenstemming waren met de forfaitaire bedragen die zijn vastgesteld in het Besluit proceskosten bestuursrecht. De Raad heeft uiteindelijk besloten dat het Uwv een totaalbedrag van € 4.968,- aan appellante moet vergoeden, inclusief de kosten van het betaalde griffierecht.