Uitspraak
20.2616 WAJONG
3 juli 2020, 19/2160 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 december 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uwv om haar Wajong-uitkering te weigeren. Appellante, geboren in 1978, had in 2018 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, maar het Uwv concludeerde dat zij op achttienjarige leeftijd minder dan 25% arbeidsongeschikt was. Dit besluit werd in bezwaar bevestigd. De rechtbank Noord-Nederland verklaarde het beroep van appellante gegrond, maar liet de rechtsgevolgen in stand. In hoger beroep voerde appellante aan dat haar beperkingen door ADHD en cervicale dystonie niet correct waren beoordeeld. De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende had gemotiveerd dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat appellante meer beperkt was dan vastgesteld. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de arbeidskundige beoordeling van de geselecteerde functies voldoende was onderbouwd. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak.