ECLI:NL:CRVB:2021:2993
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen terugvordering uitkering Werkloosheidswet en boete wegens schending inlichtingenplicht
Op 1 december 2021 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De zaak betreft een appellant die in het verleden een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) heeft ontvangen. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft de uitkering van de appellant herzien over twee periodes, waarbij het Uwv een terugvordering van in totaal € 10.809,58 heeft ingesteld, evenals een boete wegens schending van de inlichtingenplicht.
In het hoger beroep heeft de appellant verzocht om vernietiging van de eerdere uitspraak van de rechtbank, die het beroep tegen het besluit van het Uwv ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 9 juni 2021 heeft de appellant verklaard dat hij in de periode van mei 2018 tot en met juni 2019 een bedrag van € 20,- per maand aan het Uwv heeft betaald, wat het Uwv niet kon bevestigen. Het onderzoek is geschorst om het Uwv in staat te stellen de betalingen van de appellant te onderzoeken.
Na het onderzoek heeft het Uwv vastgesteld dat de appellant in de genoemde periode nooit het bij het bestreden besluit vastgestelde bedrag van € 632,95 per maand heeft betaald. Het Uwv heeft toegezegd dat de appellant niet meer zal worden verzocht om dit bedrag te betalen, waardoor het bestreden besluit voor de appellant geen gevolgen meer heeft. De Raad heeft geconcludeerd dat er geen procesbelang meer is bij de beoordeling van het hoger beroep, en heeft het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.