Uitspraak
17.3790 WIA, 21/2136 WIA
OVERWEGINGEN
BESLISSING
verklaard;
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 november 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv om zijn WGA-vervolguitkering te verlagen. De Raad had eerder op 8 februari 2021 een tussenuitspraak gedaan, waarin werd vastgesteld dat het Uwv een ontoereikende medische grondslag had voor de verlaging van de uitkering. In de tussenuitspraak werd een beperking aangenomen ten aanzien van het verdelen van aandacht, die het Uwv in zijn eerdere besluiten niet had overgenomen. Na de tussenuitspraak heeft het Uwv een nieuwe beslissing op bezwaar genomen, waarin de arbeidsongeschiktheid van appellant werd vastgesteld op 45 tot 55%. Appellant was het niet eens met deze nieuwe Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) en stelde dat zijn beperkingen onvoldoende waren erkend.
De Raad heeft in zijn overwegingen geconcludeerd dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep terecht geen medische reden zag om appellant sterk beperkt te achten voor het verdelen van de aandacht. De rapporten van de deskundigen gaven geen aanleiding om de FML verder aan te passen. De Raad oordeelde dat het Uwv op goede gronden de arbeidsongeschiktheid van appellant had vastgesteld en verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond. Tevens werd het motiveringsgebrek dat in de tussenuitspraak was geconstateerd hersteld.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd voor zover het beroep ongegrond was verklaard en het beroep tegen het besluit van 13 april 2016 gegrond verklaard. Het Uwv werd veroordeeld tot betaling van schadevergoeding en proceskosten aan appellant, die in totaal € 2.259,- bedroegen. De uitspraak werd openbaar gedaan op 25 november 2021.