ECLI:NL:CRVB:2021:2982

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 november 2021
Publicatiedatum
1 december 2021
Zaaknummer
19/4934 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen het Uwv na intrekking van het beroep

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) na een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De rechtbank had op 25 oktober 2019 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 19/372. Op 23 april 2021 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarop appellante, vertegenwoordigd door [naam], op 11 mei 2021 het hoger beroep heeft ingetrokken. Tegelijkertijd heeft appellante verzocht om het Uwv te veroordelen in de proceskosten.

De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak geoordeeld over de proceskosten die appellante heeft gemaakt in verband met het beroep en het hoger beroep. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv volledig aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen met de gewijzigde beslissing op bezwaar. Hierdoor was de intrekking van het hoger beroep gerechtvaardigd.

De Raad heeft de proceskosten begroot op € 1.496,- voor de procedure in beroep en € 748,- voor het hoger beroep, alsook de kosten voor een deskundige die in totaal € 1.770,71 heeft gefactureerd. De totale kosten die het Uwv aan appellante moet vergoeden, zijn vastgesteld op € 4.014,71. Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van griffier E.X.R. Yi, en is openbaar uitgesproken op 29 november 2021.

Uitspraak

Datum uitspraak: 29 november 2021
19/4934 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 25 oktober 2019, 19/372 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft [naam] hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 23 april 2021 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 11 mei 2021 heeft [naam] namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruikgemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken, omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 23 april 2021 volledig aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.
Aangezien het Uwv reeds heeft besloten tot vergoeding van de gemaakte kosten in de bezwaarfase, moet de Raad nog slechts oordelen over de in beroep en hoger beroep gemaakte
kosten.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.496,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en € 748,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hoger beroepschrift) voor verleende rechtsbijstand. Ook komen voor vergoeding in aanmerking de kosten die appellante redelijkerwijs heeft moeten maken voor een deskundige. De deskundige heeft € 1.770,71 (inclusief 21% BTW) voor twaalf uur aan werkzaamheden gefactureerd. Aangezien het in rekening gebrachte uurtarief het volgens artikel 8 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 geldende tarief niet overstijgt, komen deze kosten geheel voor vergoeding in aanmerking.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellante zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 4.014,71.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van E.X.R. Yi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 november 2021.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) E.X.R. Yi