ECLI:NL:CRVB:2021:2949
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van teveel uitgekeerde verzorgingskosten op basis van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945
In deze zaak gaat het om de terugvordering van teveel uitgekeerde verzorgingskosten aan betrokkene, die weduwe is van een erkend vervolgde in de zin van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv). De Centrale Raad van Beroep heeft op 26 november 2021 uitspraak gedaan in het geding tussen appellanten, de erfgenamen van betrokkene, en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, die als verweerder optreedt. De appellanten hebben beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 17 maart 2020, waarin werd vastgesteld dat er een bedrag van NIS 30.157,04 teveel was uitgekeerd aan verzorgingskosten. Dit bedrag is ontstaan door een foutieve berekening van de verzorgingskosten die aan betrokkene zijn uitbetaald na het overlijden van haar echtgenoot.
De Raad heeft vastgesteld dat verweerder voldoende onderbouwing heeft gegeven voor de terugvordering. Appellanten betwistten de juistheid van de berekening, maar de Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de door verweerder gepresenteerde gegevens. De Raad concludeerde dat de appellanten niet konden aantonen dat de berekening van het teruggevorderde bedrag onjuist was. De uitspraak benadrukt het belang van correcte vaststelling van uitkeringen en de mogelijkheid tot terugvordering van onterecht betaalde bedragen.
De Centrale Raad van Beroep heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de terugvordering van het teveel uitgekeerde bedrag rechtmatig is. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de rechter en de griffier.