ECLI:NL:CRVB:2021:2948
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Besluit tot niet voordragen van appellant voor selectieprocedure in ambtenarenrecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, werkzaam als ambtenaar, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de minister van Defensie om hem niet voor te dragen voor een vacante functie. De minister stelde dat er geen formatieve ruimte was voor de appellant om bevorderd te worden, ondanks dat de appellant zich geschikt achtte voor de functie. De Raad oordeelde dat de geschiktheid van de appellant niet ter discussie stond, maar dat het ontbreken van formatieve ruimte de reden was voor het niet voordragen. Daarnaast werd het betoog van de appellant dat de medezeggenschapscommissie geraadpleegd had moeten worden, verworpen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen sprake was van een onrechtmatig besluit. De uitspraak werd gedaan door H. Lagas, met M. Buur als griffier.