ECLI:NL:CRVB:2021:2946
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de ZW-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en beoordeling van de belastbaarheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant. Appellant, die als maaltijdbezorger werkte, had zich op 3 januari 2018 ziek gemeld vanwege klachten aan zijn rechterarm en later ook door whiplash-achtige klachten na een auto-ongeluk. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had zijn ZW-uitkering per 2 januari 2019 beëindigd, omdat appellant in staat werd geacht meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen op basis van een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) die op 27 juni 2019 was aangepast.
De rechtbank Midden-Nederland had het beroep van appellant gegrond verklaard en het besluit van het Uwv vernietigd, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde anders. De Raad concludeerde dat het Uwv een zorgvuldig medisch onderzoek had verricht en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende informatie had verzameld om de belastbaarheid van appellant vast te stellen. De Raad volgde de argumenten van het Uwv en oordeelde dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies medisch geschikt waren voor appellant, waardoor de beëindiging van de ZW-uitkering terecht was.
Appellant had in hoger beroep aangevoerd dat de verzekeringsarts onzorgvuldig had gehandeld door geen aanvullende informatie bij de behandelend artsen op te vragen. Echter, de Raad oordeelde dat de verzekeringsarts voldoende inzicht had in de medische situatie van appellant en dat er geen noodzaak was voor verder onderzoek. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij de beëindiging van de ZW-uitkering per 27 augustus 2019 werd gehandhaafd.