Uitspraak
21.51 WIA
OVERWEGINGEN
(71,91%).
9 november 2018. Uit het rapport blijkt eveneens dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij appellante een klacht heeft geconstateerd die aanleiding geeft tot het aannemen van meer beperkingen. Zo is een specifieke beperking aangenomen voor een werksituatie zonder veelvuldige storingen en onderbrekingen. Eveneens is een specifieke voorwaarde toegevoegd met betrekking tot het niet langdurig concentreren in complex werk. Appellante heeft later in de procedure in beroep
(wederom)een brief van psychiater mw. drs. A.A. Pawlikowska-Babiak van 6 maart 2020 overgelegd, waarin aanvullende informatie is gegeven. Uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt dat hierin geen aanleiding wordt gezien om extra beperkingen toe te voegen. Met deze klacht is volgens hem al voldoende rekening gehouden in de FML. De door appellante genoemde klachten op lichamelijk gebied zijn noch door de primaire verzekeringsarts noch door de verzekeringsarts bezwaar en beroep tijdens het onderzoek geconstateerd. Een deel van deze klachten heeft appellante bij onderzoek ook niet genoemd. In de bezwaarfase heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep een lichte functiebeperking geconstateerd, waarvoor hij extra beperkingen heeft aangenomen op de onderdelen zitten, staan en gebogen werken. De rechtbank is van oordeel dat de artsen van het Uwv voldoende rekening hebben gehouden met de belastbaarheid van appellante en deze op juiste wijze in de FML van 8 april 2020 in beperkingen hebben vertaald. Wat betreft de arbeidskundige beoordeling is de rechtbank uitgegaan van het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 23 april 2020. Deze heeft de passende functies opnieuw tegen het licht gehouden naar aanleiding van het laatste rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is tot de conclusie gekomen dat alle functies nog passend zijn. De extra beperkingen die zijn aangenomen komen in de functies niet voor. Appellante heeft geen beperking op de onderdelen reiken en duwen/trekken. Appellante heeft aangevoerd dat zij aan een klacht lijdt die het haar niet mogelijk maakt om de functie van huishoudelijk medewerker uit te oefenen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft hiervoor geen grond in de FML gevonden.
5 oktober 2021 zeer recente informatie van de behandelend psychiater van 10 juni 2021 ingediend. Gelet hierop ziet de Raad geen aanleiding de behandeling van de zaak te heropenen.
10 juni 2021 blijkt dat de klachten van appellante medio 2019 weer zijn toegenomen. Met de verslechtering van de gezondheidstoestand van appellante na de datum in geding, 9 november 2018, kan in het kader van de onderhavige beoordeling dan ook geen rekening worden gehouden. Wat betreft de door appellante gestelde zwaardere lichamelijke beperkingen wordt opgemerkt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep appellante in verband met haar houdingsafwijking voortvloeiend uit een aangeboren afwijking preventief beperkt heeft geacht voor zware lasten hanteren. Appellante heeft niet met medische gegevens onderbouwd dat hiermee haar beperkingen ten gevolge van rugklachten zijn onderschat.
BESLISSING
L.R. Kokhuis als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 november 2021.