ECLI:NL:CRVB:2021:2884
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De Centrale Raad van Beroep heeft op 17 november 2021 uitspraak gedaan in deze zaak, geregistreerd onder nummer 21/1742 WAO. De procedure betreft de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep, omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald. Appellante is op 20 mei 2021 geïnformeerd over de verschuldigdheid van het griffierecht van € 134,- en is verzocht dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de verzending van de brief te betalen. Ondanks een tweede herinnering op 20 juni 2021, waarin appellante wederom werd gewezen op de verplichting tot betaling, is het griffierecht niet tijdig voldaan. De brief van 20 juni 2021 werd retour ontvangen met de mededeling 'niet afgehaald'. De Raad heeft appellante op 14 juli 2021 opnieuw geïnformeerd, maar er werd geen nieuwe termijn gesteld voor betaling. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellante niet in verzuim was geweest, maar dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk was omdat het griffierecht niet tijdig was betaald. De uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van griffier H. Alajai, en is openbaar uitgesproken op 17 november 2021.