Uitspraak
20 2698 ZW
29 juni 2020, 19/6154 (aangevallen uitspraak)
PROCESVERLOOP
M.M.J. Budel, die middels videobellen aan de zitting heeft deelgenomen.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak is in geschil of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) appellante terecht per 11 juni 2019 geschikt heeft geacht voor haar werk als archiefmedewerker. De Centrale Raad van Beroep volgt de rechtbank in haar oordeel dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig heeft plaatsgevonden en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van het medisch oordeel. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapporten van 23 september 2019 en 12 maart 2020 geconcludeerd dat het werk van archiefmedewerker voornamelijk zittend is met veel regelmogelijkheden, waardoor langdurig computerwerk kan worden vermeden. Dit werk wordt als fysiek licht beschouwd, en de verzekeringsarts achtte appellante, ondanks haar beperkingen, geschikt voor deze functie.
Appellante heeft in hoger beroep herhaald dat zij door fibromyalgie en artrose meer beperkt is dan aangenomen en dat de repetitieve handelingen in de functie van archiefmedewerker haar ongeschikt maken voor het werk. Ze heeft verzocht om de benoeming van een deskundige, maar de Raad ziet geen aanleiding om dit verzoek te honoreren. De Raad concludeert dat appellante geen nieuwe medische informatie heeft ingebracht die zou kunnen leiden tot een ander oordeel. De overwegingen van de rechtbank worden door de Raad onderschreven, en het hoger beroep van appellante wordt afgewezen. De uitspraak van de rechtbank Gelderland wordt bevestigd.