ECLI:NL:CRVB:2021:2869
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de medische geschiktheid voor ziekengeld na een verkeersongeval
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellant, die zich ziek had gemeld na een verkeersongeval, had een Ziektewet-uitkering ontvangen. Na een eerstejaars ZW-beoordeling door het Uwv, werd vastgesteld dat appellant niet meer recht had op ziekengeld omdat hij meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen. Appellant was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij stelde dat zijn beperkingen waren onderschat, met name voor repetitieve handelingen en kracht met de linkerhand.
De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen. De rechtbank had de beroepsgronden van appellant afdoende besproken en geoordeeld dat deze niet slagen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had overtuigend gemotiveerd dat er geen aanleiding was voor verdergaande beperkingen op basis van de onderzoeksbevindingen. Appellant had in hoger beroep geen nieuwe informatie overgelegd die zijn stellingen onderbouwde. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de functies die aan de EZWb ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellant.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.