ECLI:NL:CRVB:2021:2865
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de vaststelling van het dagloon en de betaalspecificatie door het Uwv
In deze zaak heeft verzoekster hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Limburg, die op 8 februari 2021 een beslissing heeft genomen over de vaststelling van haar WAO-uitkering. De Centrale Raad van Beroep heeft op 10 november 2021 uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter oordeelt dat het Uwv het dagloon van verzoekster correct heeft vastgesteld, zowel voor de loondervingsuitkering per 1 december 2000 als voor de vervolguitkering per 1 juni 2001. De hoogte van het vervolgdagloon is terecht vastgesteld op het dagloon, zonder verhoging vanwege leeftijd. Verzoekster heeft geen overtuigende argumenten aangedragen tegen de wijze van indexering van het dagloon. Het Uwv heeft in hoger beroep een deugdelijke motivering voor het bestreden besluit 1 gegeven, wat in strijd is met artikel 7:12 van de Awb, maar dit gebrek wordt gepasseerd omdat verzoekster niet benadeeld is. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het bezwaar van verzoekster tegen de betaalspecificatie van 9 maart 2020 niet-ontvankelijk is verklaard. Het hoger beroep van verzoekster slaagt niet, en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Tevens wordt het Uwv veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, die zijn begroot op € 2.244,-, en het griffierecht van € 96,- wordt vergoed.