ECLI:NL:CRVB:2021:2862

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 november 2021
Publicatiedatum
19 november 2021
Zaaknummer
20/2006 AOW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet ongegrond tegen niet-ontvankelijk verklaring hoger beroep inzake griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 november 2021 uitspraak gedaan over het verzet van appellant tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn hoger beroep. Het hoger beroep was eerder op 26 maart 2021 niet ontvankelijk verklaard omdat appellant het griffierecht niet had betaald. Appellant was het niet eens met deze uitspraak en heeft verzet aangetekend, waarbij hij aanvoerde dat hij tijdig had verzocht om vrijstelling van het griffierecht en dat hij niet correct was gehoord door de rechtbank en de Raad.

De behandeling van het verzet vond plaats op 8 oktober 2021, maar partijen zijn niet verschenen. De Raad heeft overwogen dat appellant in zijn verzet geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat hij niet in verzuim was. De Raad had eerder in een brief van 22 juli 2020 het beroep van appellant op betalingsonmacht afgewezen en hem de gelegenheid gegeven om het griffierecht te betalen, wat hij niet heeft gedaan.

De Raad heeft ook de e-mail van appellant van 7 oktober 2021 in overweging genomen, waarin hij aangaf niet te willen verschijnen zonder de aanwezigheid van de Sociale verzekeringsbank (Svb). De Raad oordeelde echter dat de aanwezigheid van de Svb niet noodzakelijk was voor de behandeling van het verzet, aangezien het hier niet ging om een inhoudelijke behandeling van de zaak. Uiteindelijk heeft de Raad het verzet ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

Datum uitspraak: 19 november 2021
20/2006 AOW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzet als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 april 2020, 19/5880 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

PROCESVERLOOP

De Raad heeft het hoger beroep van appellant tegen de aangevallen uitspraak op 26 maart 2021 niet ontvankelijk verklaard. Dat betekent dat de Raad het hoger beroep niet inhoudelijk in behandeling kan nemen. De Raad heeft dit gedaan zonder een zitting te houden, met toepassing van de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Appellant is het niet eens met de uitspraak van de Raad van 26 maart 2021 en heeft verzet gedaan.
Het verzet is behandeld op de zitting van 8 oktober 2021. Partijen zijn niet verschenen.

OVERWEGINGEN

In de uitspraak van de Raad van 26 maart 2021 heeft de Raad het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij het griffierecht niet heeft betaald.
In verzet voert appellant aan dat hij het hoger beroep binnen de gestelde termijn heeft ingediend en dat hij tijdig heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht. Ook stelt appellant dat besluiten onnauwkeurig zijn genomen en dat hij door de rechtbank en de Raad niet correct is gehoord. Appellant heeft in een e-mail van 7 oktober 2021 aan de Raad geschreven dat hij niet op de zitting van 8 oktober zal verschijnen omdat de Svb niet aanwezig zal zijn. Hij heeft verzocht de zaak op een fysieke zitting te behandelen in aanwezigheid van de Svb.
De Raad is van oordeel dat appellant in verzet geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat hij niet in verzuim is geweest. In een brief van 22 juli 2020 heeft de Raad het beroep van appellant op betalingsonmacht afgewezen, omdat hij niet aan de criteria voor betalingsonmacht voldoet. Daarna is appellant bij aangetekende brief van 23 juli 2020 in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen vier weken na de datum van deze brief te betalen. Dit heeft hij niet gedaan. Appellant heeft in verzet geen redenen gegeven waarom hij het griffierecht, na afwijzing van zijn verzoek om vrijstelling, niet heeft betaald.
De Raad begrijpt de e-mail van appellant van 7 oktober 2021 zo dat hij geen toestemming geeft om de zitting te laten plaatsvinden zonder de aanwezigheid van de Svb op een fysieke zitting. De Raad overweegt hierover het volgende. Appellant is door de Raad uitgenodigd om op 8 oktober 2021 op een fysieke zitting te verschijnen. De Svb heeft in een brief van
22 september 2021 meegedeeld niet bij de zitting aanwezig te zijn. Hoewel de Raad zich kan voorstellen dat het onbevredigend kan zijn dat appellant niet in het bijzijn van de Svb het woord zou kunnen voeren, ziet de Raad geen aanleiding om de zitting uit te stellen. Als inhoudelijke behandeling van een zaak (nog) niet aan de orde is, gebeurt het vaker dat de wederpartij niet op de zitting verschijnt. In deze verzetzaak gaat het over het oordeel van de Raad in de uitspraak van 26 maart 2021, zodat er geen sprake is van een inhoudelijke behandeling van de zaak. De aanwezigheid van de Svb in deze procedure is niet nodig. Appellant heeft verklaard geen toestemming te geven voor een zitting zonder aanwezigheid van de Svb. De toestemming van appellant is echter niet vereist. Appellant heeft er zelf voor gekozen niet op de zitting te verschijnen. De Raad ziet dan ook geen aanleiding om de zaak aan te houden en de Svb te vragen zich op een zitting te laten vertegenwoordigen.
Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van B. van Dijk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 november 2021.
(getekend) J.C. Boeree
(getekend) B. van Dijk