ECLI:NL:CRVB:2021:2859
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring van hoger beroep wegens overschrijding van termijn en niet betalen griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 november 2021 uitspraak gedaan over het verzet van appellant tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn hoger beroep. De laatste dag waarop appellant tijdig een hogerberoepschrift kon indienen was 4 september 2019. Het hogerberoepschrift is echter pas op 18 februari 2020 bij de rechtbank ontvangen en vervolgens naar de Raad doorgezonden, waardoor de termijn voor het indienen van hoger beroep is overschreden. Appellant heeft in verzet omvangrijke stukken ingediend, maar gaat niet in op de feiten of omstandigheden die de vormverzuimen van het niet betalen van het griffierecht en het niet tijdig indienen van het hoger beroep zouden rechtvaardigen. Ook geeft hij geen redenen aan die aantonen dat de uitspraak van 19 januari 2021 niet op de juiste gronden is gedaan. De Raad heeft daarom het verzet ongegrond verklaard.
De uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van griffier B. van Dijk. De beslissing is openbaar uitgesproken op 19 november 2021. De Raad heeft eerder op 19 januari 2021 het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard zonder zitting te houden, op basis van de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht. Appellant was het niet eens met deze beslissing en heeft verzet ingediend, dat op 2 juli 2021 is behandeld. Tijdens deze zitting heeft appellant verzocht om wraking van de behandelend rechter, maar dit verzoek is door de wrakingskamer niet in behandeling genomen. Het verzet is uiteindelijk behandeld op 8 oktober 2021, waarbij partijen niet verschenen.
De Raad heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling van het verzet.