ECLI:NL:CRVB:2021:2857
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek leeftijdsontslag bij tijdelijke aanstelling in het ambtenarenrecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, een beroepsmilitair bij het Korps Mariniers, verzocht om bij het bereiken van zijn 55ste jaar met leeftijdsontslag te kunnen gaan in plaats van bij 60 jaar. Dit verzoek werd afgewezen door de minister van Defensie, die stelde dat de appellant niet onder de reikwijdte van het overgangsrecht viel, omdat hij na 1 januari 2002 voor onbepaalde tijd was aangesteld. De rechtbank Den Haag had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak.
De Raad overwoog dat het gebruik van verschillende soorten aanstellingen tot de vrijheid van de minister behoort om zijn organisatie in te richten. Leeftijdsontslag is niet van toepassing bij tijdelijke aanstellingen, die eindigen op de afgesproken datum. De appellant had nooit uitzicht op leeftijdsontslag binnen zijn tijdelijke aanstelling en was zich bewust van de geldende leeftijdsgrens. De Raad concludeerde dat er geen sprake was van ongerechtvaardigd onderscheid tussen medewerkers met een tijdelijke en een onbepaalde aanstelling. De aangevallen uitspraak werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.