In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, werkzaam bij de politie, had gesolliciteerd naar de functie van docent C - Algemene Politiële Vaardigheden, maar werd afgewezen vanwege het ontbreken van een afgeronde WO-masteropleiding. De Raad oordeelde dat het e-mailbericht van 31 juli 2019, waarin werd aangegeven dat een masterdiploma niet als harde selectie-eis gold, als aanvulling op het eerdere besluit van 3 juli 2019 moest worden gezien. De Raad kwam tot de conclusie dat de appellant nog steeds procesbelang had bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit, ondanks dat hij na de herhaalde openstelling van de vacature in maart 2020 had besloten niet te solliciteren. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond was. Tevens werd de korpschef veroordeeld in de proceskosten van de appellant tot een bedrag van € 1.496,-. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige motivering bij afwijzingen van sollicitaties en de noodzaak om procesbelang te blijven erkennen, zelfs na wijzigingen in de vacature.