Op 18 november 2021 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 23 oktober 2020. Verzoekster, woonachtig in Marokko, had verzocht om herziening van het besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) dat haar AOW-pensioen was toegekend met ingang van februari 2008. Verzoekster stelde dat zij mogelijk brieven van de Svb naar Marokko niet had ontvangen en dat dit nieuwe feiten zou kunnen opleveren.
De Raad overwoog dat op grond van artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een onherroepelijke uitspraak slechts kan worden herzien op basis van feiten of omstandigheden die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden, niet bekend waren bij de indiener en die, indien ze eerder bekend waren geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben geleid. De Raad concludeerde dat verzoekster geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die aan deze voorwaarden voldeden.
De Raad benadrukte dat het middel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak of de juistheid van de eerdere uitspraak. Aangezien verzoekster niet voldeed aan de vereisten voor herziening, werd haar verzoek afgewezen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door M. Wolfrat, in tegenwoordigheid van griffier D. Al-Zubaidi, en werd openbaar uitgesproken op 18 november 2021.