ECLI:NL:CRVB:2021:2852

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 november 2021
Publicatiedatum
19 november 2021
Zaaknummer
21/767 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerder besluit inzake AOW-pensioen met betrekking tot nieuwe feiten of omstandigheden

Op 18 november 2021 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 23 oktober 2020. Verzoekster, woonachtig in Marokko, had verzocht om herziening van het besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) dat haar AOW-pensioen was toegekend met ingang van februari 2008. Verzoekster stelde dat zij mogelijk brieven van de Svb naar Marokko niet had ontvangen en dat dit nieuwe feiten zou kunnen opleveren.

De Raad overwoog dat op grond van artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een onherroepelijke uitspraak slechts kan worden herzien op basis van feiten of omstandigheden die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden, niet bekend waren bij de indiener en die, indien ze eerder bekend waren geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben geleid. De Raad concludeerde dat verzoekster geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die aan deze voorwaarden voldeden.

De Raad benadrukte dat het middel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak of de juistheid van de eerdere uitspraak. Aangezien verzoekster niet voldeed aan de vereisten voor herziening, werd haar verzoek afgewezen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door M. Wolfrat, in tegenwoordigheid van griffier D. Al-Zubaidi, en werd openbaar uitgesproken op 18 november 2021.

Uitspraak

21.767 AOW

Datum uitspraak: 18 november 2021
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 23 oktober 2020, 18/3511 AOW
Partijen:
[verzoekster] te [woonplaats] (Marokko) (verzoekster)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Verzoekster heeft verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 23 oktober 2020 (ECLI:NL:CRVB:2020:2612).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 november 2021. Partijen zijn niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1.1.
De Svb heeft verzoekster bij besluit van 7 maart 2011 met ingang van februari 2008 een ouderdomspensioen toegekend op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Op 7 juni 2017 heeft zij de Svb verzocht om terug te komen van dit besluit, omdat zij een
AOW-pensioen wil vanaf het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd in 1996. Bij besluit van 26 juli 2017, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 18 oktober 2017, heeft de Svb dit verzoek afgewezen omdat appellante geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden heeft aangevoerd die aanleiding geven om terug te komen van het besluit van 7 maart 2011 en dat besluit ook niet onmiskenbaar onjuist is.
1.2.
Bij uitspraak van 18 mei 2018 heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 18 oktober 2017 ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 23 oktober 2020 (ECLI:NL:CRVB:2020:2612), waarvan herziening wordt gevraagd, heeft de Raad die uitspraak bevestigd.
2. Verzoekster heeft aan haar verzoek om herziening ten grondslag gelegd dat er mogelijk brieven naar Marokko zijn verstuurd, maar dat zij deze nooit heeft ontvangen.
3. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
3.1.
Op grond van artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak
zouden hebben kunnen leiden.
3.2.
Het is vaste rechtspraak van de Raad (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 11 april 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:1218) dat het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet is bedoeld om een hernieuwde discussie over een zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te openen.
3.3.
Verzoekster heeft bij het verzoek om herziening geen feiten of omstandigheden genoemd als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb. Verzoekster beoogt in feite een hernieuwde discussie te voeren over de uitspraak van de Raad van 23 oktober 2020. Uit wat in 3.2 is overwogen volgt dat het middel van herziening daarvoor niet is bedoeld.
3.4.
Uit 3.1 tot en met 3.3 volgt dat het verzoek om herziening moet worden afgewezen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door M. Wolfrat, in tegenwoordigheid van D. Al-Zubaidi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 november 2021.
(getekend) M. Wolfrat
(getekend) D. Al-Zubaidi