ECLI:NL:CRVB:2020:2612
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- E.E.V. Lenos
- F.E.M. Boon
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake AOW-pensioen en verzoek om herziening van eerder besluit
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1931, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 18 mei 2018, waarin haar verzoek om terug te komen van een eerder besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) werd afgewezen. Appellante had in 2009 een AOW-pensioen aangevraagd, dat met terugwerkende kracht vanaf februari 2008 werd toegekend. In 2017 verzocht zij de Svb om terug te komen op dit besluit, omdat zij een AOW-pensioen vanaf 1996 wenste. De Svb wees dit verzoek af, omdat appellante geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die aanleiding gaven voor herziening.
De rechtbank oordeelde dat appellante geen nieuwe feiten had aangevoerd die onder artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vallen. De rechtbank concludeerde dat het besluit van de Svb niet onmiskenbaar onjuist was en dat de Svb terecht met één jaar terugwerkende kracht een AOW-pensioen had toegekend. Appellante stelde in hoger beroep dat de Svb haar aanvraag had moeten bevorderen, maar de Raad oordeelde dat de Svb alleen ambtshalve kan toekennen als er een uitkeringsrelatie bestaat, wat in dit geval niet was aangetoond.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het besluit van de Svb tot afwijzing van het verzoek om herziening niet evident onredelijk was. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet kon slagen en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door E.E.V. Lenos als voorzitter, in tegenwoordigheid van F.E.M. Boon als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 23 oktober 2020.