In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraken van de rechtbank Amsterdam met betrekking tot haar arbeidsongeschiktheid en de toekenning van een WIA-uitkering. Appellante stelt dat zij per 16 augustus 2017 en 17 september 2018 volledig arbeidsongeschikt is. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de beperkingen die zijn aangenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) voor beide data identiek zijn. De rechtbank heeft de conclusies van de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep gevolgd, die hebben geoordeeld dat appellante niet volledig arbeidsongeschikt is. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven, met name dat er geen medische objectieve onderbouwing is voor de standpunten van de medisch adviseur van appellante, J.F.G.M. Thissen. De Raad heeft geconcludeerd dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat de aan de berekeningen van de arbeidsongeschiktheidspercentages ten grondslag gelegde functies medisch geschikt zijn voor appellante. De hoger beroepen zijn niet geslaagd en de aangevallen uitspraken zijn bevestigd.