ECLI:NL:CRVB:2021:2804

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 november 2021
Publicatiedatum
11 november 2021
Zaaknummer
21/1456 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens te late indiening van het beroepschrift

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld, werd op 12 maart 2021 aan de partijen toegezonden. De termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 23 april 2021. Het beroepschrift werd echter pas op 28 april 2021 ontvangen, terwijl het poststempel op de enveloppe aangaf dat het op 26 april 2021 ter post was bezorgd. De gemachtigde van de appellant voerde aan dat het beroepschrift tijdig was verzonden, maar de Raad oordeelde dat deze stelling niet voldoende was om aan te tonen dat de appellant niet in verzuim was geweest. De Raad baseerde zich op de vaste rechtspraak dat de datum van verzending per post wordt vastgesteld aan de hand van het poststempel, tenzij de verzender kan aantonen dat de brief eerder ter post is bezorgd.

De Raad concludeerde dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend en verklaarde het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk. De gemachtigde van de appellant had ook verwezen naar artikel 6:9, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, maar de Raad vond dat de argumenten niet voldoende waren om de ontvankelijkheid van het beroep te rechtvaardigen. De uitspraak werd gedaan door de enkelvoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 11 november 2021
21/1456 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
12 maart 2021, 19/6249 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Mr. E.B. van de Loo, advocaat, heeft als gemachtigde van appellant hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in met ingang van de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is op 12 maart 2021 in afschrift aan partijen toegezonden. De laatste dag waarop tijdig een beroepschrift kon worden ingediend was vrijdag 23 april 2021.
Het beroepschrift is op 28 april 2021 ontvangen. Het is, gezien de poststempel op de enveloppe, op 26 april 2021 ter post bezorgd.
Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Bij brief van 19 mei 2021 is aan gemachtigde van appellant gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding.
De gemachtigde van appellant heeft daarop bij fax van 20 mei 2021 geantwoord dat het hoger beroepschrift gedateerd is op 23 april 2021. Het beroepschrift is pas op 28 april 2021 ontvangen, omdat op maandagen geen post wordt afgeleverd en het dinsdag 27 maart (lees april) 2021 Koningsdag was, een nationale feestdag, waarop geen post wordt bezorgd. Op het beroepschrift staat dat deze tevens gelijktijdig per fax is verzonden. Normaliter houdt gemachtigde van appellant een dubbele verzendwijze aan waarbij stukken zowel per post als per fax worden verstuurd. Zij ziet dat het beroepschrift vrijdag 23 april 2021 tijdig is verzonden per post maar niet gelijktijdig per fax. Gemachtigde van appellant verwijst naar artikel 6:9, tweede lid, van de Awb en verzoekt de Raad het beroep ontvankelijk te verklaren.
Wat gemachtigde van appellant heeft aangevoerd, bevat geen grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
In dat verband wordt overwogen dat volgens vaste rechtspraak van de Raad bij de vaststelling van de dag waarop een brief ter post is bezorgd, uitgegaan wordt van de op de enveloppe geplaatste poststempel, tenzij de verzender aannemelijk maakt dat de brief op een eerdere datum ter post is bezorgd. De enkele stelling van gemachtigde dat zij ziet dat het beroepschrift tijdig is verzonden, is daarvoor niet toereikend.
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van J.M. Labage als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 november 2021.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) J.M. Labage
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.

TM