In deze zaak heeft appellante op 26 mei 2017 een nabestaandenuitkering aangevraagd op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW) na het overlijden van haar echtgenoot op 18 september 2012. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft deze aanvraag afgewezen, omdat appellante niet meer dan 45% arbeidsongeschikt werd geacht. De Svb baseerde zich op een medisch en arbeidskundig onderzoek uitgevoerd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), dat concludeerde dat appellante niet als arbeidsongeschikt kon worden aangemerkt.
De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft het beroep van appellante tegen de afwijzing ongegrond verklaard. In hoger beroep herhaalde appellante haar grieven, waarbij zij stelde dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was en dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar psychische klachten en een licht verstandelijke handicap. De Svb heeft het verzoek om de uitspraak van de rechtbank te bevestigen ondersteund.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep overtuigend heeft aangetoond dat er geen reden is om te twijfelen aan de medische beoordeling. De Raad heeft vastgesteld dat er zorgvuldig onderzoek is verricht en dat de door appellante ingebrachte informatie geen aanleiding geeft om de eerdere conclusies te herzien. De Raad heeft de stelling van appellante dat er een urenbeperking zou moeten worden vastgesteld, verworpen, omdat er geen bewijs was dat zij op de relevante datum aan een aandoening leed die een urenbeperking rechtvaardigde. De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep ongegrond verklaard.