ECLI:NL:CRVB:2021:2797
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van AOW-pensioen na echtscheiding en verblijf in het buitenland
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die sinds 1 juli 2000 een AOW-pensioen ontving, werd door de Sociale verzekeringsbank (Svb) als ongehuwd aangemerkt na zijn scheiding op 24 april 2014. De Svb baseerde deze conclusie op een vragenformulier dat appellant op 26 april 2017 had ingevuld, waarin hij aangaf in Marokko te wonen. Appellant betwistte echter de juistheid van deze informatie, omdat hij niet goed kon communiceren met de Svb-vertegenwoordigers door taalproblemen en omdat hij de inhoud van het formulier niet goed had kunnen begrijpen.
De Raad oordeelde dat de wijze van verslaglegging door de Svb onvoldoende waarborg bood dat de informatie in het vragenformulier een juiste weergave was van de verklaringen van appellant. De Raad concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat appellant de inlichtingenverplichting had geschonden, en dat de herziening en terugvordering van het AOW-pensioen niet konden standhouden. De Raad vernietigde het bestreden besluit van de Svb en droeg hen op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd de Svb veroordeeld in de proceskosten van appellant.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige verslaglegging en communicatie in bestuursrechtelijke procedures, vooral wanneer taalbarrières een rol spelen. De Raad bevestigde dat de bewijslast voor herziening van het pensioen bij de Svb ligt, en dat zij voldoende feiten moeten verzamelen om hun besluiten te onderbouwen.