ECLI:NL:CRVB:2021:2771
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over geschiktheid voor arbeid als productiemedewerkster en recht op ziekengeld
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 november 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante, die in beroep ging tegen een beslissing van het Uwv. Appellante was werkzaam als productiemedewerkster en had zich op 9 december 2011 ziek gemeld wegens diverse klachten. Het Uwv had in 2017 besloten dat appellante per 19 januari 2009 geen recht had op ziekengeld op grond van de Ziektewet. De rechtbank Limburg had het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellante terecht geschikt was geacht voor haar arbeid als productiemedewerkster voor 42 uur per week. De Raad concludeerde dat er voldoende medische grondslag was voor het oordeel van het Uwv. Appellante had geen nieuwe medische informatie ingebracht die de eerdere conclusies van de verzekeringsarts kon weerleggen. De Raad bevestigde dat de klachten van appellante bekend waren bij de verzekeringsartsen en dat deze klachten niet leidden tot ongeschiktheid voor haar werk. De Raad oordeelde dat het tijdsverloop tussen het onderzoek en het besluit van het Uwv geen grond vormde voor twijfel aan de medische beoordeling.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken. De uitspraak werd gedaan door M.E. Fortuin, in tegenwoordigheid van griffier M.C.G. van Dijk.