ECLI:NL:CRVB:2021:2769
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag WIA-uitkering na beoordeling van medische geschiktheid en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellante, die eerder ziekengeld ontving op basis van de Ziektewet, had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had deze aanvraag afgewezen, omdat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep.
De Raad oordeelde dat de medische informatie die door de verzekeringsartsen was verstrekt, voldoende was om te concluderen dat appellante geschikt was voor de geselecteerde functies. De Raad bevestigde dat de verzekeringsartsen de belastbaarheid van appellante correct hadden ingeschat en dat er geen noodzaak was voor het inschakelen van een onafhankelijk deskundige. De argumenten van appellante, waaronder de noodzaak voor een urenbeperking en de ernst van haar psychische klachten, werden niet overtuigend bevonden. De Raad concludeerde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de geselecteerde functies medisch geschikt waren voor appellante, en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling bij aanvragen voor WIA-uitkeringen en de rol van de verzekeringsartsen in dit proces. De Raad heeft geen aanleiding gezien om de eerdere beslissing van de rechtbank te herzien, en heeft de afwijzing van de WIA-aanvraag door het Uwv bevestigd.