ECLI:NL:CRVB:2021:2759
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en geschiktheid van functies in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 november 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellant, die zich ziek had gemeld met lichamelijke klachten, was het niet eens met de vaststelling van zijn arbeidsongeschiktheid op 52,33% door het Uwv. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd. Appellant had in hoger beroep zijn standpunt herhaald dat er te weinig beperkingen waren aangenomen voor zijn klachten, waaronder vermoeidheid en lichamelijke klachten. De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de aan de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage ten grondslag gelegde functies medisch geschikt waren voor appellant. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had overtuigend gemotiveerd dat de medische belastbaarheid van appellant correct was vastgesteld en dat er geen aanleiding was om aan de geschiktheid van de geselecteerde functies te twijfelen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde.