Uitspraak
19 4918 PW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
23 februari 2015 en de in 2013 toegekende bijzondere bijstand ingetrokken en de gemaakte kosten van bijstand tot een bedrag van € 48.052,44 teruggevorderd. Bij uitspraak van 1 juni 2016, 16/192, heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 23 december 2015 ongegrond verklaard. De Raad heeft deze uitspraak bevestigd bij uitspraak van 19 december 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:4389 (uitspraak van 19 december 2017).
30 september 2015 vast stond. Appellant heeft aangevoerd dat het besluit van 30 september 2015 toch een onrechtmatig besluit is. Hij beroept zich hierbij op rechtspraak over schade door een besluit, waartegen geen rechtsmiddelen zijn aangewend. In beginsel moet dan worden uitgegaan van de rechtmatigheid van dat besluit maar dit lijdt uitzondering wanneer sprake is van bijzondere omstandigheden. Dit beroep slaagt niet. Bij bijzondere omstandigheden valt te denken aan de situatie dat het de betrokkene niet kan worden tegengeworpen dat hij ter zake geen rechtsmiddelen heeft aangewend (vergelijk de uitspraak van 28 maart 2017, ECLI:NL:CRVB: 2017:1229). Appellant heeft juist wel rechtsmiddelen aangewend tegen het besluit van 30 september 2015. Bovendien is, zoals de gemachtigde van appellant ter zitting heeft verklaard, het gestelde onrechtmatige handelen tijdens het gehoor, aan de orde gekomen in de hoger beroepsprocedure die heeft geleid tot de uitspraak van 19 december 2017.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart de rechtbank onbevoegd;
- veroordeelt het college in de kosten van appellant tot een bedrag van € 1.496,-;
- bepaalt dat de griffier van de Raad het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 128,- aan appellant terugbetaalt.