ECLI:NL:CRVB:2021:273
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging ZW-uitkering na zorgvuldige medische beoordeling en geschiktheid van geselecteerde functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, die zich ziek had gemeld met psychische en lichamelijke klachten, had een ZW-uitkering ontvangen van het Uwv. Na een eerstejaars ZW-beoordeling concludeerde het Uwv dat appellant in staat was om meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen, wat leidde tot de beëindiging van zijn uitkering. Appellant betwistte de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek, vooral vanwege het ontbreken van een tolk, en stelde dat zijn beperkingen waren onderschat. De rechtbank oordeelde echter dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsarts voldoende rekening had gehouden met de taalvaardigheid van appellant. De Raad onderschreef dit oordeel en concludeerde dat er geen reden was om aan te nemen dat de beperkingen van appellant niet correct waren vastgesteld. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de geselecteerde functies passend waren binnen de vastgestelde beperkingen van appellant. Het verzoek van appellant om een deskundige te benoemen werd afgewezen, omdat er voldoende medische informatie beschikbaar was. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige medische beoordelingen en de rol van de verzekeringsarts in het vaststellen van arbeidsmogelijkheden.