ECLI:NL:CRVB:2021:2727
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na medische beoordeling en geschiktheid van functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, die zich op 22 november 2018 ziek had gemeld, had een ZW-uitkering ontvangen. Het Uwv beëindigde deze uitkering per 22 december 2019, omdat de appellant in staat werd geacht om meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd.
De appellant voerde aan dat zijn klachten, voortkomend uit twee verkeersongevallen, niet correct waren weergegeven in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De Raad oordeelde echter dat de medische beoordeling van het Uwv zorgvuldig was en dat er geen nieuwe medische gegevens waren overgelegd die de stellingen van de appellant konden onderbouwen. De Raad concludeerde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de functies die aan de appellant waren voorgehouden, medisch geschikt waren.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de beslissing van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv terecht het recht op ziekengeld van de appellant had beëindigd. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling en de noodzaak voor appellanten om nieuwe medische informatie te overleggen indien zij hun standpunt willen onderbouwen.