ECLI:NL:CRVB:2021:2715
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om terug te komen van een besluit wegens ontbreken van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die tot 1 mei 2016 werkzaam was bij de Belastingdienst, had een verzoek ingediend om terug te komen van een eerder besluit van de Staatssecretaris van Financiën, dat zijn verzoek om ontslag met toekenning van een stimuleringspremie had afgewezen. De Staatssecretaris had dit besluit gehandhaafd na bezwaar, en de rechtbank had het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard.
De Raad overwoog dat op grond van de Ambtenarenwet 2017, die op 1 januari 2020 in werking trad, bestuursorganen bevoegd zijn om herhaalde aanvragen inhoudelijk te behandelen. Echter, als er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn, kan een bestuursorgaan besluiten om de herhaalde aanvraag af te wijzen. In dit geval was de Raad van oordeel dat de Staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren die aanleiding gaven om het eerdere besluit te herzien.
De appellant had zich beroepen op een eerdere uitspraak van de Raad, maar de Raad oordeelde dat de situatie van de appellant niet vergelijkbaar was met die in de eerdere uitspraak. De Raad concludeerde dat het verzoek van de appellant terecht was afgewezen en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die het bestreden besluit evident onredelijk maakten. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.