ECLI:NL:CRVB:2021:2704
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de medische geschiktheid en belastbaarheid van appellant in het kader van de Ziektewet na een auto-ongeval
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. Appellant, die zich ziek had gemeld na een auto-ongeval, was in geschil over de medische beoordeling van zijn belastbaarheid door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De rechtbank had geoordeeld dat de medische beoordeling voldoende zorgvuldig was verricht en dat de belastbaarheid van appellant op de in geding zijnde datum, 16 april 2019, juist was ingeschat. Appellant stelde dat er ten onrechte geen beperkingen ten aanzien van zijn psychische belastbaarheid waren opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) en dat de verzekeringsarts niet bevoegd was om cognitieve problemen vast te stellen.
De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank dat het tot de competentie van een verzekeringsarts behoort om (cognitieve) problemen en andere beperkingen te achterhalen. De Raad concludeerde dat de verzekeringsartsen voldoende rekening hadden gehouden met de whiplashklachten van appellant en dat er geen nieuwe medische gegevens waren ingediend die de eerdere conclusies in twijfel trokken. De Raad bevestigde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de aan de EZWb ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht geschikt waren voor appellant. Het hoger beroep van appellant werd verworpen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling en de rol van verzekeringsartsen in het vaststellen van de belastbaarheid van verzekerden na ziekte. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een nader onderzoek door een deskundige, aangezien er geen twijfel bestond over de juistheid van het medisch oordeel.