Uitspraak
20 1000 WAO
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de verlaging van de WAO-uitkering van appellant door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met ingang van 27 maart 2018. Appellant, die eerder een WAO-uitkering ontving, heeft zich na een ongeval ziek gemeld en is sindsdien door het Uwv beoordeeld op zijn arbeidsongeschiktheid. De beoordeling is gebaseerd op een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) die op 20 november 2019 is opgesteld. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van deze FML en de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. Appellant heeft in hoger beroep geen nieuwe medische informatie ingebracht die zijn standpunt onderbouwt, en zijn enkele stelling dat er meer beperkingen zijn, wordt als onvoldoende beschouwd.
De rechtbank had eerder het beroep van appellant gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten. De Centrale Raad bevestigt deze uitspraak en oordeelt dat de FML adequaat is en dat de geselecteerde functies passend zijn voor appellant. De Raad wijst het verzoek om schadevergoeding af en concludeert dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door M. Schoneveld, met V.M. Candelaria als griffier, en is openbaar uitgesproken op 28 oktober 2021.