ECLI:NL:CRVB:2021:2687
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW- en WIA-uitkering op basis van medische geschiktheid en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van appellant tegen de uitspraken van de rechtbank Oost-Brabant. Appellant, die eerder een WGA-uitkering ontving, had zich ziek gemeld en ontving een ZW-uitkering. Het Uwv beëindigde beide uitkeringen op basis van de conclusie dat appellant in staat was om meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. Appellant was het niet eens met deze besluiten en stelde dat hij, gezien zijn psychische klachten, niet in staat was om de geselecteerde functies te vervullen. De rechtbank oordeelde dat de arbeidsdeskundigen voldoende gemotiveerd hadden aangetoond dat de geselecteerde functies geschikt waren voor appellant. De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en bevestigd dat de beëindiging van de uitkeringen terecht was. De Raad concludeerde dat de medische beoordeling door het Uwv correct was en dat appellant niet in aanmerking kwam voor een hogere arbeidsongeschiktheidspercentage. De uitspraak bevestigt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van medische gegevens en arbeidsmogelijkheden bij het beoordelen van uitkeringsgeschiktheid.