ECLI:NL:CRVB:2021:2662
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- W.J.A.M. van Brussel
- L.R. Kokhuis
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de weigering van een WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die haar beroep tegen de weigering van een WIA-uitkering ongegrond had verklaard. Appellante, die zich op 20 maart 2017 ziekmeldde vanwege rug- en schouderklachten, had verzocht om een WIA-uitkering. De verzekeringsarts concludeerde dat appellante niet meer dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de weigering van de uitkering. De rechtbank oordeelde dat het onderzoek door de verzekeringsarts zorgvuldig was uitgevoerd en dat er voldoende rekening was gehouden met de medische klachten van appellante. Appellante voerde in hoger beroep aan dat de rechtbank onvoldoende had gemotiveerd waarom het Uwv haar beperkingen niet had erkend en dat de voorbeeldfuncties haar belastbaarheid overschreden. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts. De Raad oordeelde dat appellante onvoldoende nieuwe medische gegevens had ingediend om haar standpunt te onderbouwen. De aangevallen uitspraak werd bevestigd en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.