ECLI:NL:CRVB:2021:2651
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 oktober 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Appellante, die zich op 3 augustus 2015 ziek meldde met klachten van tinnitus, vertigo en sinusitis, was in geschil over de vaststelling van haar arbeidsongeschiktheid door het Uwv. Het Uwv had op basis van een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) vastgesteld dat appellante per 1 februari 2018 voor 66,32% arbeidsongeschikt was. Appellante voerde in hoger beroep aan dat de functies die haar waren voorgehouden niet geschikt waren vanwege de geluidsblootstelling, maar de Raad oordeelde dat deze argumenten in essentie een herhaling waren van wat al in beroep was aangevoerd. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank dat de FML adequaat was aangepast in overeenstemming met het advies van de audioloog. De Raad concludeerde dat de door het Uwv geselecteerde functies voldoen aan de voorwaarden voor appellante, waarbij zij voldoende mogelijkheden heeft om geluiddempende faciliteiten te gebruiken. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van appellante werd ongegrond verklaard.