ECLI:NL:CRVB:2021:265
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van hoger beroep inzake vergoeding van zorgkosten voor gemoedsbezwaarden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, erkend als gemoedsbezwaarde door de Sociale Verzekeringsbank, heeft in de periode van november 2016 tot en met oktober 2017 zorgkosten gedeclareerd. Deze declaraties zijn door het CAK deels afgewezen, omdat appellant geen spaartegoed meer had en omdat de declaraties niet vergoed konden worden op basis van de Zorgverzekeringswet (Zvw). Appellant heeft geen bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar heeft later wel een deel van de zorgkosten vergoed gekregen. Het CAK heeft in een bestreden besluit het bezwaar van appellant ongegrond verklaard, wat leidde tot de rechtszaak.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. In hoger beroep heeft appellant geen nieuwe gronden aangevoerd, maar heeft hij de eerder aangevoerde gronden herhaald. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en bevestigd dat de zorgkosten die eerder waren afgewezen, alsnog zijn vergoed. De Raad heeft ook opgemerkt dat het door appellant genoemde bedrag van € 54,24 niet kan worden geplaatst in de context van de zaak. De Raad heeft de argumenten van appellant met betrekking tot indirect onderscheid op grond van levensovertuiging niet verder behandeld, omdat het hoger beroep niet slaagde.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.