ECLI:NL:CRVB:2021:2648
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid van functies in het kader van de Ziektewet na een eerstejaars beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellant, die zich ziek had gemeld na een val op het werk, had een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) ontvangen. Het Uwv had zijn uitkering beëindigd op basis van een beoordeling van zijn belastbaarheid, vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). Appellant was het niet eens met deze beoordeling en stelde dat zijn beperkingen onvoldoende waren meegenomen. De Raad oordeelde dat het Uwv deugdelijk had gemotiveerd dat in de FML voldoende rekening was gehouden met de beperkingen van appellant. De beschikbare medische informatie bood geen aanknopingspunten om aan de juistheid van de beoordeling te twijfelen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv in de proceskosten van appellant moest worden veroordeeld, evenals tot vergoeding van het griffierecht. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling en de rol van de FML in het vaststellen van de geschiktheid van functies voor de appellant.