ECLI:NL:CRVB:2021:2646
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtsgeldigheid van een dienstopdracht in het kader van re-integratie na langdurige ziekte
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die sinds 1998 werkzaam was bij het Erasmus MC, had een dienstopdracht ontvangen van de raad van bestuur om mee te werken aan zijn re-integratie in het tweede spoor, nadat de re-integratie in het eerste spoor geen resultaat had opgeleverd. De appellant was sinds 2000 ziek en volledig arbeidsongeschikt sinds 2017. Hij betoogde dat de late toezending van stukken aan zijn gemachtigde, drie dagen voor de hoorzitting, zijn belangen had geschaad en dat de dienstopdracht onterecht was gegeven vanwege zijn ziekte.
De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de late toezending van stukken geen gevolgen had voor de procedure, omdat de appellant niet had aangetoond dat hij hierdoor in zijn belangen was geschaad. Daarnaast werd vastgesteld dat de dienstopdracht rechtmatig was, aangezien de appellant verplicht was om mee te werken aan zijn re-integratie. De Raad concludeerde dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij niet in staat was om aan de dienstopdracht te voldoen, en dat hij zelfs in staat had moeten zijn om een intakegesprek met het re-integratiebureau te voeren.
Uiteindelijk bevestigde de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van de appellant ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien hiervoor geen aanleiding bestond.