ECLI:NL:CRVB:2021:2629
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na verzekeringsgeneeskundig onderzoek en geschiktheid voor geselecteerde functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, die zich op 9 mei 2017 ziek had gemeld, had een ZW-uitkering ontvangen. Het Uwv had vastgesteld dat hij met ingang van 9 juni 2018 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen. De rechtbank had het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht.
De Raad oordeelt dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek door het Uwv voldoende zorgvuldig is uitgevoerd. De appellant had aangevoerd dat zijn psychische beperkingen onvoldoende waren meegewogen, maar de Raad onderschrijft de conclusie van de verzekeringsartsen dat appellant niet voldoet aan de voorwaarden voor een urenbeperking. De Raad wijst erop dat de diagnoses van ADD en een depressieve stoornis niet automatisch leiden tot een beperking in de arbeidsgeschiktheid. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de geselecteerde functies voor appellant geschikt waren, gezien zijn belastbaarheid en de aard van de werkzaamheden.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de noodzaak om de belastbaarheid van de appellant objectief vast te stellen, waarbij de conclusies van de verzekeringsartsen worden onderschreven. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van de eerdere beslissingen en dat het hoger beroep van appellant niet slaagt.