Uitspraak
21.58 AW
OVERWEGINGEN
4.2. Op grond van artikel 9, tweede lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement mogen er functie-eisen worden gesteld om voor een aanstelling in aanmerking te komen. Uit artikel 2.9 van de Personele Uitvoeringsbepalingen Belastingdienst (PUB) blijkt dat interne verticale kandidaten, zoals appellant, dienen te voldoen aan de gestelde eisen met betrekking tot opleidingsniveau, aantoonbaar met een diploma. Deze kandidaten hoeven niet aan de opleidingsrichting te voldoen, behalve bij een beschermde titel.
(beroeps- versus onderzoeksgericht), aldus het memo. Appellant beschikt over een hbo-diploma op masterniveau. Dat daarmee, zo blijkt uit het memo, wat betreft het niveau niet meer wordt uitgegaan van een verschil met het voor de functie vereiste wo-masterdiploma, betekent niet dat ook op het punt van de oriëntatie moet worden geacht aan de gestelde opleidingseis te zijn voldaan. De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit toegelicht dat juist voor de groepsfunctie I, het hoogste groepsfunctieniveau, wetenschappelijke kennis cruciaal wordt geacht. Vandaar dat uitdrukkelijk is gekozen voor de functie-eis van een womasterdiploma en dat is ook in de vacature vermeld. Niet valt in te zien dat deze oriëntatie-eis niet gesteld had mogen worden. Dat de [Dienst] vanaf 15 juli 2021 bij de meeste functies niet meer naar een diploma maar naar een werk- en denkniveau vraagt, kan appellant in dit verband niet baten, omdat dit ten tijde hier van belang nog niet aan de orde was. De staatssecretaris heeft dus het beschikken over een wo-masterdiploma als functie-eis mogen stellen.