Uitspraak
20.461 PW
OVERWEGINGEN
[datum in] 2018 vanuit Curaçao naar Nederland is gekomen als zelfstandig onderwerp van bijstand recht heeft op bijstand naar de norm van een alleenstaande ouder.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellante, een alleenstaande moeder, had een aanvraag ingediend voor bijstand op grond van de Participatiewet (PW). Het college van burgemeester en wethouders had deze aanvraag afgewezen, omdat zij samen met haar oom een gezamenlijke huishouding zou voeren. De Raad heeft vastgesteld dat appellante en haar oom in de te beoordelen periode hun hoofdverblijf in dezelfde woning hadden en dat er sprake was van wederzijdse zorg. Dit werd onderbouwd door het feit dat appellante niet bijdroeg aan de huur en andere kosten, terwijl haar oom haar hielp met boodschappen en zorg verleende wanneer zij ziek was. De Raad oordeelde dat de omstandigheid dat de oom onderdak bood aan appellante en haar kind niet afdoet aan de conclusie dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding. Hierdoor kon appellante niet als zelfstandig onderwerp van bijstand worden aangemerkt en had zij geen recht op bijstand naar de norm voor een alleenstaande ouder. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij het beroep van appellante ongegrond was verklaard. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken in cassatie te gaan bij de Hoge Raad.