ECLI:NL:CRVB:2021:2571
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de arbeidsongeschiktheid van appellant, die zich had ziek gemeld na een nekoperatie en ernstige gewrichtsklachten. Appellant had eerder een WIA-uitkering aangevraagd, maar het Uwv had deze geweigerd op basis van een beoordeling die concludeerde dat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. In hoger beroep herhaalde appellant zijn eerdere argumenten, maar de Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de geselecteerde functies passend waren voor appellant. De verzekeringsarts en arbeidsdeskundige hadden overtuigend gemotiveerd dat er geen noodzaak was voor aanvullende beperkingen. De rechtbank had in eerdere uitspraken de gronden van appellant afdoende besproken en geoordeeld dat deze niet slaagden. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraken en oordeelde dat het Uwv terecht had geweigerd een WIA-uitkering toe te kennen. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling en de rol van de verzekeringsarts in het vaststellen van de arbeidsongeschiktheid.