In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van bijstand aan appellant, die sinds 16 juni 2013 bijstand ontving op basis van de Participatiewet (PW). Het college van burgemeester en wethouders van Zwolle heeft de bijstand herzien en teruggevorderd omdat appellant zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden door inkomsten uit gokken en andere bijschrijvingen op zijn bankrekening niet te melden. De Sociale Recherche Twente voerde een rechtmatigheidsonderzoek uit, waaruit bleek dat appellant in de periode van november 2016 tot januari 2018 regelmatig bijschrijvingen ontving, waaronder gokinkomsten. Het college heeft deze bedragen aangemerkt als middelen in de zin van de PW en heeft appellant een boete opgelegd wegens de schending van de inlichtingenverplichting.
De rechtbank Overijssel verklaarde het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond. Appellant ging in hoger beroep, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de bijschrijvingen op de bankrekening van appellant als inkomsten moeten worden aangemerkt en dat het college voldoende heeft gemotiveerd waarom deze bedragen niet als giften kunnen worden beschouwd. Ook de opgelegde boete werd als evenredig beoordeeld. De Raad concludeerde dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet vrij kon beschikken over de bijgeschreven bedragen en dat hij had moeten begrijpen dat deze van invloed konden zijn op zijn recht op bijstand.