Uitspraak
19.937 WBQA
31 januari 2019, 18/2058 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin werd geoordeeld dat zij in staat is een drempelfunctie uit te voeren en daarmee het wettelijk minimumloon kan verdienen. Appellante, die een uitkering ontvangt op grond van de Participatiewet, heeft eerder een aanvraag voor een Indicatie banenafspraak ingediend bij het Uwv, die is afgewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Uwv op goede gronden heeft besloten dat appellante met haar beperkingen in staat is om te werken. Appellante heeft in hoger beroep herhaald dat zij door haar medische klachten niet in staat is om de drempelfunctie te verrichten, maar heeft dit niet met medische stukken onderbouwd. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het onderzoek door het Uwv zorgvuldig is geweest. De overwegingen van de rechtbank worden onderschreven, en er is geen aanleiding om te twijfelen aan de medische en arbeidskundige conclusies. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak.