ECLI:NL:CRVB:2021:2530

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 september 2021
Publicatiedatum
13 oktober 2021
Zaaknummer
19/5421 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van bijstandsuitkering in verband met Turks pensioen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellante, die sinds 1 januari 2013 een pensioen uit Turkije ontvangt, had sinds 14 juli 2016 bijstand op grond van de Participatiewet (PW). Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had het Turkse pensioen van appellante niet gemeld, wat in strijd was met de inlichtingenverplichting. Het college besloot het Turkse pensioen als inkomen te beschouwen, waardoor de bijstandsuitkering van appellante moest worden verminderd. De Centrale Raad bevestigde de beslissing van het college en oordeelde dat het Turkse pensioen terecht in mindering was gebracht op de bijstandsuitkering. Dit leidde tot een herziening van de bijstand van 14 juli 2016 tot en met 30 juni 2018, waarbij het college een bedrag van bruto € 9.782,19 van appellante terugvorderde. De Raad oordeelde dat er geen sprake was van ongelijke behandeling of strijd met internationale verdragen, aangezien zowel het Turkse als het Nederlandse pensioen als inkomen worden beschouwd voor de bijstandsverlening. De stellingen van appellante over de vrijlating van delen van het pensioen werden verworpen, omdat deze niet van toepassing waren in haar situatie. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

19.5421 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Datum uitspraak: 28 september 2021
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 10 december 2019, 19/3247 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
Zitting heeft: J.N.A. Bootsma als lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: R. de Haas
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 september 2021. Namens appellante heeft mr. R. Küçükünal, advocaat, door middel van videobellen deelgenomen aan de zitting. Het college heeft zich, eveneens door middel van videobellen, laten vertegenwoordigen door mr. A. Zonneveld.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Dit betekent dat het Turkse pensioen van appellante terecht in mindering is gebracht op haar bijstandsuitkering. En dus ook dat de bijstand van 14 juli 2016 tot en met 30 juni 2018 is herzien en dat het college over die periode (bruto) € 9.782,19 van haar heeft teruggevorderd.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar en gebaseerd op de volgende overwegingen.
Appellante ontvangt sinds 1 januari 2013 pensioen uit Turkije en sinds 14 juli 2016 bijstand op grond van de Participatiewet (PW). In strijd met de inlichtingenverplichting had zij het Turkse pensioen niet gemeld.
Het college ziet het Turkse pensioen op grond van artikel 31 en artikel 32, eerste lid, van de PW als inkomsten waarmee de bijstandsuitkering moet worden verminderd.
De stelling van appellante dat het Turkse pensioen op grond van artikel 31, tweede lid, aanhef en onderdelen w en x, van de PW niet tot haar middelen kan worden gerekend is onjuist.
Op grond van onderdeel w, is het (op aanvraag) vrijgelaten deel van het pensioen op grond van artikel 17j, vijfde lid, van de Algemene Ouderdomswet (AOW) geen middel. Dit per
1 januari 2017 vervallen artikel van de AOW was van toepassing als een bestuurlijke boete werd verrekend met pensioen, om zo een onbedoeld sterk gereduceerd recht op toeslagen (zoals zorgtoeslag en huurtoeslag) weg te nemen. [1] Bij appellante is geen bestuurlijke boete verrekend met haar pensioen. Dus deze situatie doet zich hier niet voor.
Op grond van onderdeel x is inkomensondersteuning als bedoeld in artikel 33a van de AOW geen middel. Deze inkomensondersteuning verzacht de effecten van de afschaffing van de Wet mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen. Een voorwaarde is dat men recht heeft op ouderdomspensioen op grond van de AOW. [2] Appellante ontvangt geen AOW en dus ook geen inkomensondersteuning op grond van de AOW. De vraag of zij met haar Turks pensioen recht heeft op deze inkomensondersteuning ligt hier niet voor.
Net als het Turkse pensioen van appellante wordt ook Nederlands pensioen gezien als inkomen waarmee de bijstand moet worden verminderd. Van ongelijke behandeling of strijd met internationale verdragen is dus geen sprake.
Het hoger beroep slaagt niet.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) R. de Haas (getekend) J.N.A. Bootsma

Voetnoten

1.Kamerstukken II, 2011-2012, 33 207, nr. 8, p.4
2.Kamerstukken II, 2013-2014, Memorie van Toelichting, 34 015, nr. 3