ECLI:NL:CRVB:2021:2514
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant ontving sinds 27 juni 2014 bijstand op grond van de Participatiewet (PW). Na een anonieme melding dat hij een relatie in Suriname had en regelmatig naar Suriname reisde, heeft het college van burgemeester en wethouders van Schiedam een onderzoek ingesteld naar zijn financiële situatie. Appellant heeft echter verzuimd om de gevraagde bankafschriften in te leveren, waardoor hij zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden. Dit leidde tot de intrekking van zijn bijstand en de terugvordering van eerder verstrekte bijstandsbedragen.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de gevraagde bankafschriften essentieel waren voor het vaststellen van het recht op bijstand en dat appellant onvoldoende inzicht had gegeven in zijn financiële situatie. Appellant heeft in hoger beroep herhaald dat hij voldoende informatie had verstrekt en dat het college niet duidelijk had gemotiveerd welke informatie ontbrak. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht had geoordeeld en dat de gronden van appellant in hoger beroep een herhaling waren van wat eerder was aangevoerd.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de intrekking van de bijstand en de terugvordering terecht waren. De Raad concludeerde dat appellant onvoldoende informatie had verstrekt om zijn recht op bijstand vast te stellen, en dat de afwijzing van zijn aanvraag ook terecht was. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.