ECLI:NL:CRVB:2021:2506
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en medische beoordeling van CVS/ME
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die het beroep van appellant tegen een besluit van het Uwv ongegrond heeft verklaard. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt, voldoende zorgvuldig is uitgevoerd. Appellant, die lijdt aan het chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS), betwistte de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en voerde aan dat zijn gezondheidsklachten onvoldoende zijn meegenomen in de beoordeling. De Centrale Raad van Beroep heeft in een eerdere tussenuitspraak vastgesteld dat er een motiveringsgebrek was in het bestreden besluit van het Uwv. Na deze tussenuitspraak heeft het Uwv aanvullende rapporten ingediend, waarin de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanvullende beperkingen heeft opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De Raad oordeelt dat het Uwv het geconstateerde gebrek heeft hersteld en dat de gewijzigde FML voldoende gemotiveerd is. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand. Tevens wordt het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant.