ECLI:NL:CRVB:2021:2505

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 oktober 2021
Publicatiedatum
11 oktober 2021
Zaaknummer
20/2235 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van bijstand wegens te lang verblijf in het buitenland en de beoordeling van zeer dringende redenen

In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 5 oktober 2021, gaat het om de intrekking van bijstand voor de appellanten over de periode van 27 augustus 2019 tot en met 10 september 2019. De intrekking is gebaseerd op het feit dat appellanten langer dan vier weken in het buitenland hebben verbleven, wat in beginsel leidt tot het verlies van recht op bijstand. De appellanten hebben aangevoerd dat er zeer dringende redenen zijn die een uitzondering op deze regel rechtvaardigen, specifiek verwijzend naar een auto-ongeluk dat appellant op 7 augustus 2019 heeft gehad, waarbij hij een hersenschudding opliep en lichamelijke en psychische klachten ontwikkelde.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak vastgesteld dat er geen sprake is van zeer dringende redenen in de zin van artikel 16, eerste lid, van de Participatiewet. De Raad heeft geoordeeld dat een acute noodsituatie, die vereist is voor het verlenen van bijstand, niet aanwezig was. De appellanten konden niet aantonen dat de omstandigheden waarin zij verkeerden niet op een andere manier verholpen konden worden. De Raad heeft daarbij verwezen naar de medische informatie van het ziekenhuis in Bursa, waaruit bleek dat de algemene toestand van appellant goed was en er geen bezwaren waren om te reizen.

De rechtbank had eerder al geoordeeld dat er geen zeer dringende redenen waren en de Centrale Raad heeft deze beslissing bevestigd. Hierdoor is het hoger beroep van appellanten afgewezen en is er geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.

Uitspraak

20.2235 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 15 mei 2020, 20/73 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] (appellant) en [appellante] (appellante), beiden te [woonplaats]
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlaardingen (college)
Datum uitspraak: 5 oktober 2021
Zitting heeft: P.W. van Straalen
Griffier: R.I.S. van Haaren
Namens appellanten is verschenen mr. S. Atceken-Ata, advocaat. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Mersel.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Het gaat in deze zaak om de intrekking van bijstand over de periode 27 augustus 2019 tot en met 10 september 2019 (te beoordelen periode). Hieraan ligt ten grondslag dat appellanten langer dan vier weken in het buitenland hebben verbleven.
Niet in geschil is dat appellanten in verband met een te lang verblijf in het buitenland in beginsel geen recht op bijstand hebben in de te beoordelen periode.
In geschil is of sprake is van zeer dringende redenen in de zin van artikel 16, eerste lid, van de Participatiewet. Appellanten wijzen in dit verband op het auto-ongeluk dat appellant op 7 augustus 2019 heeft gehad. Appellant heeft daarbij volgens appellanten een hersenschudding opgelopen, waarna hij lichamelijke en psychische klachten had.
Zeer dringende redenen doen zich voor als er een acute noodsituatie is en de behoeftige omstandigheden waarin de betrokkene verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen, zodat het verlenen van bijstand onvermijdelijk is. Dit is vaste rechtspraak. Een noodsituatie is acuut als een situatie levensbedreigend is of als blijvend ernstig psychisch of lichamelijk letsel of invaliditeit daarvan het gevolg kan zijn. Dit is ook vaste rechtspraak.
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat geen sprake is van zeer dringende redenen als hiervoor bedoeld. Dat is alleen al het geval omdat van een acute noodsituatie niet gebleken is. Appellant heeft op 7 augustus 2019 een auto-ongeluk gehad en is in verband daarmee een nacht opgenomen geweest in een ziekenhuis in Bursa. Hij is de dag daarna echter alweer uit het ziekenhuis ontslagen. Uit van het ziekenhuis in Bursa verkregen informatie blijkt dat de algemene toestand van appellant toen goed was en ook dat er geen bezwaren waren om te reizen per vliegtuig. Van een acute noodsituatie was dus geen sprake. Gesteld noch gebleken is dat dit in de te beoordelen periode anders was.
Dit betekent dat het hoger beroep niet slaagt.
Omdat de aangevallen uitspraak wordt bevestigd, bestaat voor een veroordeling in de proceskosten geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) R.I.S. van Haaren (getekend) P.W. van Straalen