ECLI:NL:CRVB:2021:2493
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid op basis van deskundigenrapporten in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. Appellant, die zich op 24 april 2014 ziek meldde met rugklachten, had een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde deze uitkering, omdat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank had het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht.
De Raad oordeelt dat de bestuursrechter het oordeel van een onafhankelijke deskundige volgt als deze overtuigend is. In dit geval heeft de deskundige, revalidatiearts drs. W. Hokken, op basis van een zorgvuldig onderzoek geconcludeerd dat de belastbaarheid van appellant correct is weergegeven in de Functionele Mogelijkheden-lijst (FML) van 16 september 2016. De deskundige heeft geen aanknopingspunten gevonden voor verdergaande beperkingen dan in de FML zijn weergegeven. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was en dat er verdergaande beperkingen hadden moeten worden aangenomen, maar de Raad oordeelt dat de deskundige's rapport overtuigend is en dat er geen reden is om de conclusies van de deskundige niet te volgen.
De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. De beslissing van de Centrale Raad van Beroep houdt in dat de eerdere uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.